Vrijstellingen wegenverkeerswet voor de brandweer.

In deze bijlage vindt u de letterlijke tekst van artikelen waarvoor de brandweer vrijstelling heeft gekregen zonder dat er gebruik gemaakt hoeft te worden van optische en geluidssignalen.
Dit geldt alleen bij prio 1 en prio 2 uitrukken !!

Artikel 40, lid 1.
Het kenteken dient behoorlijk zichtbaar op of aan het motorrijtuig of de aanhangwagen aanwezig te zijn.
Het kenteken hoeft dus niet altijd goed zichtbaar te zijn.

Artikel 3.
Bestuurders zijn verplicht zoveel mogelijk rechts te houden.
Een brandweervoertuig mag dus bij prio 2 (zonder zwaailicht en sirene) links rijden, mits verantwoord.

Artikel 4
voetgangers
1. Voetgangers gebruiken het trottoir of het voetpad.
2. Zij gebruiken het fietspad indien trottoir en voetpad ontbreken.
3. Zij gebruiken de berm of de uiterste zijde van de rijbaan, indien ook een fietspad ontbreekt.
Een brandweerman/vrouw mag dus in functie lopend gebruik maken van de weg.

Artikel 10
Andere bestuurders
1. Andere bestuurders dan die genoemd in de artikelen 5 tot en met 8 (fietsers, bromfietsers, bestuurders van een invalidenvoertuig en ruiters), gebruiken de rijbaan. Zij mogen voor het parkeren van hun voertuig tevens andere weggedeelten gebruiken, behalve het trottoir, het voetpad, het fietspad of het ruiterpad.
2. Andere bestuurders dan fietsers, bromfietsers en bestuurders van een invalidenvoertuig mogen fietsstroken met doorgetrokken strepen niet gebruiken.
Een brandweervoertuig mag dus het fietspad blokkeren, op het troittoir gaan staan enz.

Artikel 11
1. Inhalen geschiedt links.
Een brandweervoertuig mag dus ook zonder signalen rechts inhalen.

Artikel 23
De bestuurder mag zijn voertuig niet laten stilstaan:

  • op een kruispunt of een overweg;
  • op een fietsstrook of op de rijbaan langs een fietsstrook;
  • op een oversteekplaats of binnen een afstand van vijf meter daarvan;
  • in een tunnel;
  • bij een bord bushalte ter hoogte van de geblokte markering dan wel, ingeval die markering niet is aangebracht, op een afstand van minder dan 12 meter van het bord;
  • op de rijbaan langs een busstrook en;
  • langs een gele doorgetrokken streep.
  • Een brandweervoertuig mag dus tijdens het uitoefenen van een prio 1 of 2-taak het voertuig in bovenstaande gevallen stil zetten.

    Artikel 24
    1. De bestuurder mag zijn voertuig niet parkeren:

  • bij een kruispunt op een afstand van minder dan vijf meter daarvan;
  • voor een inrit of een uitrit;
  • buiten de bebouwde kom op de rijbaan van een voorrangsweg;
  • op een parkeergelegenheid voor zover zijn voertuig niet behoort tot de op het onderbord aangegeven categorie voertuigen, op een andere wijze dan op het onderbord is aangegeven, dan wel op de dagen of uren waarop dit blijkens het onderbord is verboden en langs een gele onderbroken streep.
  • 2. De bestuurder mag zijn voertuig voorts niet dubbel parkeren.
    Een brandweervoertuig mag dus tijdens het uitoefenen van een prio 1 of 2-taak het voertuig in bovenstaande gevallen parkeren.

    Artikel 25
    1. Het is verboden in een parkeerschijfzone te parkeren, behalve op parkeerplaatsen die als zodanig zijn aangeduid of aangegeven of plaatsen die zijn voorzien van een blauwe streep.
    2. Op plaatsen die zijn voorzien van een blauwe streep, is het parkeren van een motorvoertuig op meer dan twee wielen slechts toegestaan, indien het motorvoertuig overeenkomstig het door onze Minister bepaalde is voorzien van een duidelijk zichtbare parkeerschijf, waarop het tijdstip staat aangegeven waarop met parkeren is begonnen en de toegestane parkeerduur niet is verstreken.
    Een brandweervoertuig mag dus zonder parkeerschijf parkeren.

    Artikel 26
    Op een invalidenparkeerplaats mag slechts worden geparkeerd:

  • een invalidenvoertuig;
  • een motorvoertuig op meer dan twee wielen waarin een geldige invalidenparkeerkaart duidelijk zichtbaar is aangebracht of
  • indien de invalidenparkeerplaats is gereserveerd voor een bepaald voertuig, dat voertuig.
  • Ook een invalidenparkeerplaats mag ingenomen worden.

    Artikel 43
    op auto(snel)weg

  • Het is de bestuurders verboden op een autosnelweg of autoweg hun voertuig te keren of achteruit te rijden.
  • Het is de bestuurders voorts verboden op de rijbaan van een autosnelweg of autoweg hun voertuig te laten stilstaan.
  • Behoudens in noodgevallen is het de weggebruikers verboden op een autosnelweg of autoweg gebruik te maken van de vluchtstrook, de vluchthaven of de berm.
  • Op een autosnelweg is het bestuurders van een samenstel van voertuigen met een totale lengte van meer dan 7 meter en van een vrachtauto verboden op een rijbaan met drie of meer rijstroken enig andere dan de twee meest rechts gelegen rijstroken te gebruiken. Het verbod geldt niet voor het geval zij moeten voorsorteren.
  • Bovenstaande spreekt voor zich, zie ook "keren op snelweg" in hoofdtekst.

    Artikel 59
    Bestuurders van een motorvoertuig en de naast hun gezeten passagiers moeten gebruik maken van de voor hen beschikbare autogordel. Naast de bestuurder gezeten passagiers jonger dan 12 jaren die korter zijn dan 1.50 meter moeten gebruik maken van een voor hen geschikt kinderbeveiligingsmiddel dat is voorzien van een goedkeuringsmerk als bedoeld in artikel 22, vierde lid, van de wet.
    Andere dan de in het eerste lid bedoelde passagiers moeten eveneens gebruik maken van de voor hen beschikbare autogordel. Indien deze passagiers jonger zijn dan twaalf jaren en korter zijn dan 1.50 meter, moeten zij gebruik maken van een voor hen geschikt kinderbeveiligingsmiddel als bedoeld in het eerste lid, indien dit aanwezig is. Indien een dergelijk kinderbeveiligingsmiddel niet aanwezig is, moeten passagiers van 3 tot 12 jaren die korter zijn dan 1.50 meter gebruik maken van de voor hen beschikbare autogordel. Passagiers van 0 tot 3 jaren behoeven alsdan geen beveiligingsmiddel te gebruiken.
    Bij prio 1 en 2 uitrukken hoeft de brandweer geen gordel te dragen. Bij prio 3 of bij oefeningen e.d. dus wel !!

    Artikel 62
    Weggebruikers zijn verplicht gevolg te geven aan de verkeerstekens die een gebod of verbod inhouden voor zover het betreft de verkeerstekens op de borden C1, C2, C4, C6, C7, C10, C12, C16, C17, C18, D1, D2, D4, D5, D6, D7, E1, E2, E5, E7, E8, F7.

    Artikel 73
    Bij rijstrokenlichten betekent:

  • rood kruis: de rijstrook mag niet worden gebruikt;
  • afbeelding van 'BUS': de rijstrook mag slechts worden gebruikt door bestuurders van een lijnbus.
  • De brandweer mag dus over een afgekruist weggedeelte rijden.
    Ook mag de bus-baan worden gebruikt.

    Artikel 76
    Een doorgetrokken streep heeft de volgende betekenis:

  • indien de streep zich bevindt tussen rijstroken dan wel op paden, met verkeer in beide richtingen: bestuurders mogen de streep niet naar links overschrijden en zich niet links van de streep bevinden, tenzij aan de rechter zijde van de doorgetrokken streep een onderbroken streep is aangebracht;
  • indien de streep zich bevindt tussen rijstroken dan wel op paden, voor verkeer in een richting: bestuurders mogen de streep niet overschrijden, tenzij tussen de bestuurder en de doorgetrokken streep een onderbroken streep is aangebracht.
  • Een doorgetrokken streep mag worden overschreden.

    Artikel 77
    Bestuurders mogen verdrijvingsvlakken niet gebruiken.
    Dit mag dus wel bij prio 1 en 2.
    De brandweer mag dus bij wegdek reinigen op een verdrijvingsvlak gaan staan.

    Artikel 78
    Bestuurders van een motorvoertuig die op een kruispunt een bepaalde richting willen volgen moeten gebruik maken van de voorsorteerstrook waarin deze richting wordt aangegeven.
    Bij kruisingen mag via het andere voorsorteervak worden ingehaald, dan wel de andere richting gekozen worden.

    Artikel 81
    Busbanen en busstroken mogen slechts gebruikt worden door bestuurders van een lijnbus.
    Bus-banen mogen dus gebruikt worden.

    Bovenstaande onder voorbehoud en hieraan kunnen geen rechten worden ontleend !

    terug